Lijfrente is een term die je misschien wel eens voorbij hebt horen komen, maar wat is het precies?
In deze blogpost leggen we op wat lijfrente inhoudt, welke verschillende vormen er zijn, en hoe het fiscaal werkt. We bespreken belangrijke getallen, jaartallen, en formules om je inzicht te geven in de wereld van lijfrente.
Wat is Lijfrente?
Een lijfrente is een vorm van sparen voor je pensioen waarbij je periodiek uitkeringen ontvangt, meestal na je pensioenleeftijd. Het is een manier om naast je AOW en eventueel pensioen via je werkgever, extra inkomen te genereren voor je oude dag.
Verschillende Vormen van Lijfrente
Er zijn verschillende vormen van lijfrente:
- Oudedagslijfrente: De uitkering van een oudedagslijfrente start in principe op of na de AOW-leeftijd en loopt levenslang door. De precieze ingangsdatum en de hoogte van de uitkering worden vastgelegd in het contract.
- Tijdelijke oudedagslijfrente: Hierbij kies je voor een uitkering gedurende een bepaalde periode, minimaal vijf jaar, na je AOW-leeftijd.
- Nabestaandenlijfrente: Een nabestaandenlijfrente keert uit na het overlijden van de verzekeringnemer. De uitkering kan direct na het overlijden ingaan of, bij recht op een Anw-uitkering, pas na afloop van dit recht. De begunstigde, zoals de partner of kinderen, ontvangt de uitkering.
Daarnaast is er onderscheid tussen verzekerde en bancaire lijfrente:
- Verzekerde lijfrente: Je sluit een contract af met een verzekeringsmaatschappij. De uitkering is vaak gekoppeld aan je levensverwachting.
- Bancaire lijfrente: De uitkering van een bancaire lijfrente start op de overeengekomen datum en loopt gedurende de afgesproken periode, met een minimum van 5 jaar voor een tijdelijke oudedagslijfrente en 20 jaar voor een oudedagslijfrente (onder bepaalde voorwaarden)
Fiscale Voordelen van Lijfrente
Een groot voordeel van lijfrente is de fiscale aftrek. De premies die je betaalt, mag je onder bepaalde voorwaarden aftrekken van je inkomen in box 1.
De aftrekbare premie wordt berekend op basis van je “jaarruimte”, een bedrag dat afhangt van je inkomen en pensioenopbouw in het voorgaande jaar.
Je kunt ook gebruik maken van de “reserveringsruimte”, waarmee je niet-benutte jaarruimte uit de afgelopen tien jaar kunt inhalen.
Belastingheffing over Lijfrente-uitkeringen
Wanneer je de lijfrente-uitkeringen ontvangt, moet je daarover inkomstenbelasting betalen.
Er is wel een beperkte saldomethode, wat betekent dat je een deel van de uitkeringen onbelast kunt ontvangen als je in het verleden premies hebt betaald die niet aftrekbaar waren. Dit geldt voor een maximaal bedrag van €2.269 per jaar.
Overgangsrecht en Oude Lijfrentecontracten
Voor lijfrentecontracten die zijn afgesloten vóór 2001 gelden soms andere regels. Dit wordt overgangsrecht genoemd.
Het is belangrijk om te weten welk regime van toepassing is op jouw contract, aangezien dit invloed kan hebben op de voorwaarden en de belastingheffing.
Lijfrente en Erfbelasting
Bij overlijden heeft lijfrente ook gevolgen voor de erfbelasting. Er geldt een vrijstelling voor de aanspraak op lijfrente-uitkeringen.
Echter, de helft van de waarde van de lijfrente wordt wel in mindering gebracht op de vrijstelling voor partners.
Belangrijke Getallen, Formules en Jaartallen
Om het concept echter volledig te begrijpen, zijn er enkele belangrijke cijfers, formules en jaartallen die we moeten toelichten.
Berekening Jaarruimte
De jaarruimte, oftewel het bedrag dat u jaarlijks fiscaalvriendelijk mag storten in uw lijfrente, wordt berekend met de volgende formule:
(30% van de premiegrondslag) – F – (6,27 x A) – NP
- Premiegrondslag: Dit is de som van uw winst uit onderneming, belastbaar loon, belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden, en belastbare periodieke uitkeringen en verstrekkingen in het voorgaande jaar.
- F: Dit is de franchise, een vast bedrag dat jaarlijks wordt vastgesteld.
- A: Dit staat voor de waardeaangroei van uw pensioenaanspraak in het voorafgaande kalenderjaar door de toename van het aantal dienstjaren.
- NP: Dit zijn de gebruteerde premies die u hebt betaald voor een nettopensioenregeling.
Let op: De formule voor de pensioenaangroei (6,27 x A) wordt aangepast voor pensioenen die onder de Wet Toekomst Pensioenen vallen.
Reserveringsruimte
De reserveringsruimte is de niet-benutte jaarruimte van de afgelopen tien jaar die u alsnog kunt benutten om extra lijfrentepremie af te trekken.
Belastingheffing
Bij afkoop van een lijfrente wordt over het algemeen een revisierente van maximaal 20% van de waarde in rekening gebracht. Echter, er zijn uitzonderingen, zoals de afkoop van kleine lijfrenten.
Een kleine lijfrente is een lijfrente waarvan de waarde niet meer bedraagt dan het wettelijk maximum.
Overgangsrecht
Jaartallen die van belang zijn voor het overgangsrecht:
- Vóór 1990: Kapitaalverzekeringen met lijfrenteclausule (Pre Brede Herwaardering)
- 1992-2000: Brede Herwaarderingspolissen
- Vóór 2006: Overbruggingslijfrenten
- Vóór 2013: Tijdelijke oudedagslijfrenten met ingang vóór AOW-leeftijd
De regels die gelden voor lijfrentecontracten die in deze periodes zijn afgesloten, kunnen afwijken van de huidige regels.
Belangrijke Cijfers
Naast de reeds genoemde cijfers zijn er nog enkele andere belangrijke cijfers, zoals:
- 70%: Bij een verzekerde oudedags- of tijdelijke oudedagslijfrente mag de uitkering na overlijden van de fiscaal partner afnemen tot 70% van het bedrag dat gold vóór het overlijden.
- 5 jaar: De minimale looptijd van een bancaire tijdelijke oudedagslijfrente en de minimale periode tussen de eerste en laatste termijn van een bancaire nabestaandenlijfrente.
- 20 jaar: De minimale periode tussen de eerste en laatste termijn van een bancaire oudedagslijfrente (onder bepaalde voorwaarden).
Alles in één overzicht
Type Lijfrente | Voorwaarden | Uitkeringstermijn | Wetsartikel |
Verzekerde Oudedagslijfrente | – Begunstigde = verzekeringnemer = verzekerde – Moet toekomen aan belastingplichtige zelf | – Levenslang – Uiterlijk ingaan 5 jaar na AOW-leeftijd – Mag na overlijden partner dalen tot 70% | Art. 3.125 lid 1a Wet IB 2001 |
Bancaire Oudedagslijfrente | – Begunstigde = rekeninghouder – Moet toekomen aan belastingplichtige zelf | – Minimaal 20 jaar + jaren tot AOW-leeftijd – Uiterlijk ingaan 5 jaar na AOW-leeftijd – Bij overlijden partner min. 5 jaar | Art. 3.126a lid 4 Wet IB 2001 |
Verzekerde Tijdelijke Oudedagslijfrente | – Begunstigde = verzekeringnemer – Niet eerder dan AOW-leeftijd – Maximum jaaruitkering wettelijk bepaald | – Minimaal 5 jaar – Uiterlijk ingaan 5 jaar na AOW-leeftijd – Mag na overlijden partner dalen tot 70% | Art. 3.125 lid 1c Wet IB 2001 |
Bancaire Tijdelijke Oudedagslijfrente | – Begunstigde = rekeninghouder – Niet eerder dan AOW-leeftijd – Maximum jaaruitkering wettelijk bepaald | – Minimaal 5 jaar tussen eerste en laatste termijn – Uiterlijk ingaan 5 jaar na AOW-leeftijd | Art. 3.126a lid 4a Wet IB 2001 |
Nabestaandenlijfrente | – Moet toekomen aan natuurlijk persoon – Direct ingaan na overlijden verzekerde | – Partner: levenslang of tijdelijk – Kind <30 jaar: tot 30e jaar – Kind >30 jaar: levenslang – Andere nabestaanden: levenslang of tijdelijk | Art. 3.125 lid 1b Wet IB 2001 |
Visualisatie: Wetsartikel 3.126a Wet IB 2001:
Het behandelt lijfrentevoorzieningen, met specifieke voorwaarden voor oudedagslijfrenten, nabestaandenlijfrenten en tijdelijke oudedagslijfrenten. Belangrijke punten zijn onder andere de maximale jaarbedragen, minimale looptijden, en de voorwaarden voor uitkeringen bij overlijden van de belastingplichtige of partner.
flowchart TD A["Lijfrenterekening of Lijfrentebeleggingsrecht (Art. 3.126a lid 1)"]:::bigText B["Voorwaarden voor Uitkering (Art. 3.126a lid 4)"]:::bigText C["Bij Leven (Art. 3.126a lid 4a)"]:::bigText D["Bij Overlijden (Art. 3.126a lid 4b)"]:::bigText E["Uitkeringstermijnen < AOW-leeftijd (Art. 3.126a lid 4a.2°)"]:::bigText F["Uitkeringstermijnen > AOW-leeftijd (Art. 3.126a lid 4a.3°)"]:::bigText K["Bij overlijden partner (Art. 3.126a lid 4a.4°)"]:::bigText G["Direct Ingaande Termijnen (Art. 3.126a lid 4b.1°)"]:::bigText H["Bloed- of Aanverwanten (Art. 3.126a lid 4b.2°-4°)"]:::bigText I["Overige Personen (Art. 3.126a lid 4b.5°)"]:::bigText A --> B B --> C B --> D C --> E C --> F C --> K D --> G G --> H G --> I %% Specifieke voorwaarden E --> E1["Minimaal 20 jaar + jaren tot AOW (Art. 3.126a lid 4a.2°)"]:::bigText F --> F1["≥ 5 jaar bij < €26.463/jaar (Art. 3.126a lid 4a.3°)"]:::bigText F --> F2["≥ 20 jaar bij > €26.463/jaar (Art. 3.126a lid 4a.3°)"]:::bigText K --> K1["≥ 5 jaar, verminderd met jaren boven AOW+15 (Art. 3.126a lid 4a.4°)"]:::bigText H --> H1["≥ 20 jaar voor AOW-gerechtigden (Art. 3.126a lid 4b.2°)"]:::bigText H --> H2["≥ 20 jaar voor leefijd 30+ maar < AOW (Art. 3.126a lid 4b.3°)"]:::bigText H --> H3["≥ 5 jaar voor < leeftijd 30 jaar (Art. 3.126a lid 4b.4°)"]:::bigText I --> I1["≥ 5 jaar, verminderd met jaren boven AOW+15"]:::bigText I --> I2["Voorbeeld: Bij leeftijd 85 jaar"]:::bigText I --> I3["85 - (AOW+15) = Vermindering"]:::bigText I --> I4["5 jaar - Vermindering = Uitkeringstermijn"]:::bigText %% Speciale gevallen J["Eenmalige Uitkering (Art. 3.126a lid 5)"]:::bigText A --> J J --> J1["Mogelijk bij waarde ≤ €5.364 (Art. 3.126a lid 5)"]:::bigText %% Stijl toevoegen classDef bigText font-size:40px, fill:#354a25, stroke:#ffffff, stroke-width:2px, color:#ffffff; %% Stijl voor de lijnen (edge labels) linkStyle default stroke:#000000, stroke-width:8px, font-size:20px, color:#0088b4
Visualisatie: Wetsartikel 3.125 Wet IB 2001:
Regelt uitgaven voor inkomensvoorzieningen via lijfrenterekeningen en lijfrentebeleggingsrechten, inclusief voorwaarden voor uitkeringen bij leven of overlijden van de verzekeringnemer. De wet stelt specifieke eisen aan de uitkeringsstructuur en de betrokken financiële instellingen, en biedt richtlijnen voor de uitbetaling van termijnen, afhankelijk van de leeftijd van de verzekeringnemer en andere omstandigheden.
graph TD A[Artikel 3.125 - Lijfrentevoorzieningen]:::bigText --> B[Oudedagslijfrente - Art. 3.125 lid 1a]:::bigText A --> C[Nabestaandenlijfrente - Art. 3.125 lid 1b]:::bigText A --> D[Tijdelijke Oudedagslijfrente - Art. 3.125 lid 1c]:::bigText B --> B1[Voorwaarden]:::bigText B1 --> B2[Termijnen aan belastingplichtige - Art. 3.125 lid 1a]:::bigText B1 --> B3[Uiterlijke ingang: AOW-leeftijd + 5 jaar - Art. 3.125 lid 1a]:::bigText B1 --> B4[Eindigt bij overlijden - Art. 3.125 lid 1a]:::bigText B1 --> B5[Na overlijden partner max 70% lager - Art. 3.125 lid 2]:::bigText C --> C1[Voorwaarden]:::bigText C1 --> C2[Termijnen aan natuurlijk persoon - Art. 3.125 lid 1b]:::bigText C1 --> C3[Ingang bij overlijden belastingplichtige/partner - Art. 3.125 lid 1b]:::bigText C1 --> C4[Voor bloed/aanverwanten: eindigt bij overlijden of 30 jaar - Art. 3.125 lid 1b & 3]:::bigText D --> D1[Voorwaarden]:::bigText D1 --> D2[Minimaal 5 jaar looptijd - Art. 3.125 lid 1c]:::bigText D1 --> D3[Start tussen AOW-leeftijd en AOW+5 jaar - Art. 3.125 lid 1c]:::bigText D1 --> D4[Maximum jaarbedrag: € 26.463 - Art. 3.125 lid 1c]:::bigText %% Stijl toevoegen classDef bigText font-size:40px, fill:#354a25, stroke:#ffffff, stroke-width:2px, color:#ffffff; %% Stijl voor de lijnen (edge labels) linkStyle default stroke:#000000, stroke-width:8px, font-size:20px, color:#0088b4
Conclusie
Lijfrente kan een aantrekkelijke manier zijn om extra te sparen voor je pensioen, met fiscale voordelen. Het is belangrijk om je goed te laten informeren over de verschillende vormen, de voorwaarden en de fiscale aspecten.
Het is belangrijk op te merken dat lijfrente-uitkeringen belastbaar zijn in box 1 van de inkomstenbelasting. De precieze belastingheffing hangt af van factoren zoals de hoogte van het inkomen en de toepassing van de beperkte saldomethode.
Raadpleeg altijd een financieel adviseur voor persoonlijk advies, afgestemd op jouw situatie.